vrijdag 5 augustus 2011

Chocomel en wortelsap

Het was een goed idee om de laatste twee dagen voor het vertrek naar Sulawesi nog naar Tetebatu te gaan. Vrijdag 29 juli reden we er in anderhalf uur vanuit Kuta naar toe, in plaats van de geplande drie uur. We verblijven in Hotel Wisma Soedjono. Deze hostel, gebouwd rondom een koloniaal huis van de Nederlanders, heeft een prachtige ligging, midden tussen de rijstvelden, aan de voet van de Rinjani vulkaan. Een ander groot pluspunt is dat het hier, door de hogere ligging, veel koeler is. Voor het eerst sinds ons vertrek hebben we ‘s avonds de vesten aan en ‘s nachts een deken op.
‘s Middags laten we ons afzetten aan de ingang van het Taman Gunung Rinjani Nationaal Park. We wandelen in een half uurtje naar de Air Terjun Joben waterval. Geen echte spectaculaire wandeling, maar we zien onderweg wel aapjes in de bomen. En dat maakt natuurlijk de meest saaie wandeling leuk!
De eerste nacht in Tetebatu is helaas ondanks de koelte een erg onrustige. Tijn wordt huilend wakker van de oorpijn en we zijn zo’n beetje de hele nacht zoekende naar trucjes om zijn pijn te verzachten en om hem terug in slaap te krijgen. Ik wijt het aan het rijden met de open vensters of het slapen met een ventilator, Chris denkt dat het brommerritje met de natte haren de schuldige is, en Tijn zegt: Ik weet niet waar het van komt maar het moet gewoon stoppen!

Gelukkig kan onze geplande wandeling de dag erna wel doorgaan, ook al kermt Tijn al als er naar zijn oor gewezen wordt. We wandelen met onze (mannelijke) gids Anja door de rijstvelden, de bossen, over marktjes en door dorpjes naar de Air Terjun Jukut waterval, het kleine broertje van de waterval van gisteren. Jaan trotseert de koude en neemt een ijsdouche! Het was een hele fijn wandeling waarbij we naast kokosnoten, bananen, papaja’s en mango’s dit keer ook zagen hoe kruidnagels, cacaobonen, peperkorrels, nootmuskaat, vanille en kaneel groeien. En ook de tabaksplantages van Marlboro en Phillip Morris ontbraken niet in het landschap. De kers op de taart was voor de kids de gevaarlijk uitziende tamberslang, die plotseling ons pad kruiste. Toen Anja zei dat hij er alleen maar eng uitzag, maar echt niet gevaarlijk was, moest het dier natuurlijk door Jaan van alle kanten bekeken worden!
De rest van de dag hebben we gerelaxt op de kamer. Dat houdt in dat de blog werd bijgewerkt, het huiswerk werd gemaakt, middagdutjes werden gedaan, ‘Eat, pray, love’ werd uitgelezen en nieuwe levels werden gehaald op de Nintendo.

Zondag 31 juli vertrekken we terug naar Mataram. Ook al is onze vlucht naar Sulawesi pas de dag erna, we besluiten geen risico te nemen op vertragingen of andere onvoorziene Indonesische zaken! We vertoeven nog een nachtje in het Lombok Raya hotel, omdat we tijdens ons vorig verblijf in Mataram hadden gezien dat dit hotel een erg leuk zwembad heeft. Daarnaast ligt het hotel tegenover de mall dus konden we nog effe wat inkopen doen voor de lange reisdag morgen en oordruppels halen voor Tijn (de oorpijn lijkt alleen ‘s nachts de kop op te steken)….

Maandag 1 augustus. We vertrekken in alle rust naar het vliegveld en zijn ruim op tijd. We wisten dat we een tussenstop hadden in Denpasar (Bali) van 5 uur, dus daar waren we op ingesteld. Aangezien we naar buiten konden ging de tijd snel voorbij. We wisten alleen niet dat we ook nog een tussenstop hadden in Makasar (Zuid Sulawesi), en daar mochten we het vliegtuig niet uit! Dat viel tegen… Maar al met al ging de dag snel voorbij en kwamen we ‘s avonds laat aan in Manado, Noord Sulawesi. Een taxichauffeur was zo vriendelijk met ons de hotels af te struinen want we hadden niets gereserveerd en het een na het andere hotel zat vol….. Uiteindelijk vielen we uitgeput in slaap in het ongezellige kamertje van het Wisata hotel.
Makasar is een grote en drukke stad. Het krioelt er van de microlets (bemo’s) en ook aan chaotische, rommelige, met airconditioning gekoelde winkelcentra is er geen gebrek. Noord Sulawesi is met name katholiek, dus zien we sinds lang weer eens kruisbeelden en kerken in plaats van moskeeën en tempels. We missen, net zoals elders in Indonesië, de gezellige avondmarkten, zoals we die uit Thailand kennen. En ook al willen we Indonesië niet vergelijken met Thailand, toch doen we dat onbewust. Zo valt ons op dat we hier meer geld kwijt zijn aan het vervoer. Het reizen met openbaar vervoer is hier minder evident. En ook rijden er geen treinen…. We zijn meer aangewezen op privé-vervoer, hetgeen uiteraard altijd duurder is. En het publieke vervoer dat er wel is (bijvoorbeeld bootjes) is voor ons als toeristen vaak moeilijk te doorgronden. Zo is niet altijd duidelijk op welke uren er gereden wordt. Bootjes vertrekken pas als ze vol zijn, dus dat kan met gemak een paar uur duren….. Tsja, en dan ben je natuurlijk al snel geneigd een bootje te charteren (ook al is direct vertrek dan nog niet gegarandeerd weten we uit ervaring!).

Dat hier lang niet iedereen goed Engels spreekt, hebben we ook al gemerkt. Versprekingen en onduidelijke gebarentaal leiden vaak tot bizarre situaties. Zo kreeg Tijn op een ochtend bij dagelijkse pannenkoek chocopasta. Jaan liep het water in de mond, dus de volgende dag bestelde hij ook een pannenkoek. Helaas kreeg hij er honing bij. Super teleurgesteld stuurde we hem naar de keuken om ‘chocolate’ te vragen voor bij de pannenkoek. Er werd druk ‘ja’ geknikt dus wachten we af. Na een kwartier wachten stuurden we Jaan opnieuw, omdat we dachten da ze hem vergeten hadden. Weer werd er ‘ja’ geknikt en gebaarden ze dat ze hem niet vergeten hadden. Nog een kwartier later (de pannenkoek was inmiddels al half opgepeuzeld) kwam de ober heel trots met warme chocomel! ‘Your chocolate’ lachte hij triomfantelijk. Wij keken bezorgd naar Jaan, bang om zijn reactie, maar hij kon er gelukkig hartelijk om lachen!
Toen Jaan een paar dagen later in een ander restaurant een nieuwe poging deed om chocopasta bij zijn pannenkoek te krijgen, klom de ober speciaal voor hem in een boom en bracht hem samen met zijn pannenkoek een cacaoboon! We hebben de boon geproefd, maar de smaak van Nutella was ver te zoeken….

Een andere keer bestelden we een flesje ‘water’ in een restaurant. Ook dit duurde weer enorm lang, maar dat zijn we inmiddels gewend. De vierde persoon aan tafel krijgt zijn eten structureel pas op het moment dat de eerste zijn bord leeg heeft. Maar waarom het halen van een flesje water een half uur moest duren, bleek toen we een glas wortelsap gepresenteerd kregen! Het Indonesische woord ‘wortel’ is namelijk identiek aan het Nederlandse woord (net zoals knalpot, handdoek, tomaat…). En dat klinkt blijkbaar hetzelfde al het Engelse ‘water‘….. Toen we de verspreking aan de ober uitlegde resulteerde dit in een oorverdovend gelach van het hele personeel! Het flesje water hebben we nooit meer gekregen….
Na een dag Manado hadden we weer genoeg van de drukte. Daarnaast is Manado vreselijk warm. De hitte slaat je lam, en je wilt alleen maar terug naar je airco-kamer…. Volgens een inwoonster die we spreken als we in de microlet zitten, komt dat door de vulkaan (Mount Lokon). We kunnen hem zien liggen, de boosdoener die twee weken geleden uitbarstte en zelfs in Europa het nieuws haalde. Hij rookt nog steeds, dat was ons al opgevallen. Maar we schrikken toch wel als het meisje in de microlet ons vertelt dat hij gisteren nog negen keer is uitgebarsten! Weliswaar geen grote erupties, maar toch….. Ook al weten we dat hij kilometers verderop ligt, het is toch raar om zo’n enorme natuurkracht met het blote oog te kunnen zien.
We willen Manado zo snel mogelijk verlaten. We hadden verwacht hier aanbiedingen naar Bunaken in overvloede te krijgen, maar dat was dus niet zo. Het duurde een hele tijd eer we een hotel hadden gevonden dat voor ons wilde bellen naar hotels op het eiland Bunaken. In het hoogseizoen loopt dit duik- en snorkelpareltje al snel vol, dus ernaartoe gaan zonder reservering voor een kamer is niet zo slim. Na lang rondbellen vond de receptioniste voor ons een kamer. Helaas niet aan de kant van het eiland waar we graag wilden, maar dat mocht de pret niet drukken. Nog een nachtje in het hete en drukke Manado, en dan is het weer eiland-time!

maandag 1 augustus 2011

Terima kasih en andere bedankjes….


Zondag 24 juli nemen we een taxi naar het havenplaatsje Lembar om naar Gili Nanggu te gaan. De taxichauffeur bleef ons onderweg vragen of we nu naar Lembar of naar Gili Nanggu wilden en hoe we allebei ook probeerden, de communicatie liep verre van helder. Na een lange rit (die drie keer langer duurde dan gepland) begrepen we dat je ook een bootje ergens anders kon nemen. Dat was wel verder met de taxi (dus beter voor de taxichauffeur!) maar veel korter met de boot. De plek waar de chauffeur ons eruit liet was bijna uitgestorven. Er liepen een paar mensen rond en na wat op en neer geroep kwam er een jongen met een bootmotor aanlopen. Hij vroeg voor de overzet naar ons idee veel te veel, maar weigeren was geen optie want we hadden geen andere keus. Dus liepen we maar achter hem aan het strand op en de zee in. Toen we eenmaal alle bagage en onszelf geïnstalleerd hadden bleek dat we eerst nog moesten helpen het bootje verder het water op te duwen. Eindelijk konden we vertrekken, alleen……… de motor werkte niet mee. Hoe hard de bootsman ook probeerde, een half uur later dobberden we nog steeds stuurloos rond. De bootsman begon al dobberend de motor te demonteren, maar ook dat leverde niets op. In de tussentijd amuseerde de kids zich met het opsporen van prachtige zeesterren die ze vanuit de boot op de bodem zagen liggen. Enige tijd later kwam er een tweede man door het water gewaad om hulp te bieden. Terwijl ze samen aan de motor sleutelden, verwonde onze bootsman zijn voet. De tweede man bracht de gewonde bootsman op zijn rug terug naar het land. En wij bleven met zijn vieren over. Nog steeds stuurloos ronddobberend. We besloten zelf het anker maar uit te gooien om te voorkomen dat we te ver afdreven. Het enige wat we begrepen hadden was dat we moesten wachten, dus dat deden we dan maar braaf. Enige tijd later kwam de tweede man weer alleen terug. Hij klom aan boord en kloemelde nog wat aan de motor maar dat mocht niet baten. We wisten niet wat er nu ging gebeuren want de nieuwe bootsman legde zijn werk neer en begon een sigaretje te roken. Op die momenten is het wel heel lastig dat je we niet een cursus Indonesisch hebben gevolgd op voorhand…. Uiteindelijk kwam er een andere boot aangevaren en moesten we overstappen. Dat viel niet mee zo midden op zee met alle bagage. Maar….. deze boot startte wel en een half uur later zetten we eindelijk voet aan wal op Gili Nanggu…..

Gili Nanggu is idyllischer dan idyllisch. Het eilandje is heel klein, en er ligt maar één ‘hotel’ op met een 10-tal simpele cottages. Als we onze hut uitkomen staan we met onze voeten op het witte zand van het strand. Er is geen winkel, dus nuttig je je maaltijden in het ene restaurantje dat het ressort rijk is. Wat extra proviand van het vaste land was wel handig geweest, maar daar dachten we te laat aan. Een wandeling rond het eiland duurt een half uur, tenzij je (zoals wij) overal stopt en alles wat blinkt, schittert of beweegt opraapt! Onze dagelijkse avondwandeling over witte strandjes en ruwe rotspartijen vol krabben duurde daarom zo’n twee uur.
Naast een handje vol andere gasten, loopt hier alleen wat personeel rond. Een paar voor het restaurant, een paar om te poetsen en een paar die de schildpadjes verzorgen die hier uitgebroed en verzorgd worden. Rust ten top dus, behalve tussen 11 en 15 uur, dan arriveren er bootjes met dagtoeristen die hier komen genieten van het koraal en de veelheid aan vissen.
Helaas nemen we met eigen ogen waar hoe onvoorzichtig (of onwetend?) sommige mensen zijn als het gaat om het behoud van de onderwaterwereld. We zien mensen met zwemvliezen stukken koraal afstoten, en anderen die zonder schroom boven op het koraal gaan staan. En dan nog de groep de Japanners die de lege zakjes en flesjes van het brood dat ze aan de vissen voeren achteloos in de zee achterlaten! Voor ons onvoorstelbaar en wraakroepend. Voor hen blijkbaar niets om je druk over te maken. Wij rapen provocerend hun rotzooi op en hopen zo de schade (van deze dag toch) te beperken….
Het voeren van de vissen is toegestaan. Je kunt plastic flesjes kopen, gevuld met brood, en een gat in de dop. Als je onderwater op zo’n fles knijpt, spuit het brood eruit. Binnen een mum van tijd krioelt het van de vissen die bijna tegen je aan zwemmen. De kleurpracht en de diversiteit van de vissen is onuitputtelijk. Het koraal is helaas erg beschadigd en heeft zijn mooiste tijd gehad. Maar de kleuren van de vissen zorgen voor genoeg compensatie. Helaas kunnen we er geen foto’s van maken. Het rolletje dat op onze onderwatercamera zat liep na 5 foto’s al vast in Amed, en alle verwoedde pogingen tot nu toe om een nieuw fotorolletje te vinden hebben niets opgeleverd. Fotorolletjes vinden ze zelfs hier ouderwets!

‘s Middags loop ik in mijn eentje voor onze hut op het strand wanneer twee Indonesische meisjes me aanspreken. Voor ik het goed en wel weet, willen ze met me op de foto. Niet echt op mijn gemak zo in mijn bikini, vragen ze of ik mee wil gaan naar hun vrienden die even verderop zitten. Ik ben op mijn hoede en laat meteen vallen dat ik mijn kinderen in de gaten moet houden, aangezien mijn man aan het snorkelen is….. Maar dan begrijp ik dat ze allemaal studenten Engels zijn, die contacten met toeristen graag willen gebruiken om te oefenen. Helemaal omdat ze de dag erna mondeling examen hebben! Ik doe snel een t shirt aan en ga teug naar de zes studenten die in een kring op me zitten te wachten en onze ‘chat-sessie’ beginnen met nog de nodige foto’s van ons samen. We praten over Nederland, over België, over Indonesië en over hun toekomstdromen. Ze zijn ambitieus genoeg, De woordvoerder laat ongeneert weten dat hij ooit de president van Indonesië wilt worden. Maar het oefenen van de Engelse taal is opeens niet meer belangrijk als Jaan en Tijn hun snoeten laten zien. Ze willen nog maar een ding: Op de foto met hun! Een van de meisjes maakt de fout om voor de foto Jaan een kus te geven. Jaan rent gillend naar binnen. Tijn laat zich alle aandacht welgevallen, en poseert voor de ene na de andere foto. Er worden facebook-adressen uitgewisseld en met heel veel ‘terima kasih’s’ en ‘selemat tinggal’s’ vetrekken ze uiteindelijk terug naar Mataram met hun bootje.


Onze volgende twee dagen op dit heerlijke eiland worden we moe van het niets doen. En ik kan een ding zeggen: Dat is een heerlijke soort van vermoeidheid. Na een hele dag lantefanteren heb je minstens een dag nodig om bij te komen!
Terwijl ik kijk naar de zon die langzaam deze dag verlaat, luister ik op de mp3 naar Paul Kalkbrenner met zijn toepasselijke nummer ‘sky and sand’. Meer heb je blijkbaar niet nodig om je gelukkig te voelen.
Helaas komt aan alle mooie liedjes een einde, dus vertrekken we woensdag 27 juli terug naar het ‘vaste land’ van Lombok. Onze bootsman stelt zich voor als Wayam, en Tijn zingt spontaan uit volle borst “Y…M…C…A…“! Blijkbaar geen Indonesische humor want de chauffeur kan er niet om lachen. Wij wel, dus al lachend verlaten we het prachtige eiland.


Na aankomst in Lembar brengt de taxi ons naar Kuta in het zuiden van Lombok. Kuta is een streek die nog volop in ontwikkeling is. Er wordt gezegd dat deze streek binnen een paar jaar een grote toeristische trekpleister zal zijn. Zeker nu een tweede vlieghaven nabij Kuta bijna voltooid is. Onze mening is dat er nog veel moet gebeuren wil deze streek klaar zijn voor het grote publiek. De potentie is er, de natuur is er geschikt voor, maar aan de accommodaties en de infrastructuur zal nog veel moeten groeien. Ons hotel aldaar, Matahari Inn, is er een van vergane glorie. Je kunt zien dat het ooit een prachtig complex was maar naast een mooie tuin is het verval duidelijk zichtbaar. Maar de kamer is goedkoop en schoon dus voor ons een prima plek. En de grot in het zwembad is voor de jongens ‘je van het’.







‘s Middags wandelen we over Kuta Beach. Een mooie, uitgestrekte baai met veel wind. Niet voor niets wordt er in deze baai veel gesurfd, al kun je de surfers vanaf het strand niet zien. Wandelen over het strand is erg vermoeiend. Dit komt enerzijds door de speciale structuur van het zand, dat er uitziet als grof mosterdzaad en niet aan elkaar plakt als het nat wordt. Bij elke stap zak je dus weg tot aan je enkels. Anderzijds is het strand bezaaid met verkopers, waaronder veel kinderen, die allemaal heel erg hun best doen hun sarongs en armbandjes aan iedere toerist te verkopen. Het is vervelend om een kind weg te sturen en hem teleurgesteld te zien weglopen. Anderzijds houdt je deze verkoopsvorm ook in stand als je wel iets koopt… We besluiten de jongens allebei een armbandje te laten uitkiezen (Tijn kiest er uiteraard een met een doodskop!), en gebruiken dit vervolgens om alle volgende verkopers te kunnen laten zien: we hebben er al een gekocht, dus loop maar door. Of dit eerlijk, goed, slecht of verantwoord is weet ik niet, maar het werkt wel. Hier toch.
Onze tweede dag in Kuta (donderdag 28 juli) brengen we ’s morgens door aan het verouderde zwembad (weliswaar met zwemgrot). ’s Middags nemen we een bemo naar een volgende baai, Tanjun Aan. Inmiddels gewend aan haperende motoren, zijn we dan ook niet verbaasd als we de bemo eerst zelf moeten aanduwen, alvorens hij start!
Ook hier is het strand prachtig en zeer uitgestrekt. We passen de armbandjes-truc ook toe op de sarongs en dus ga ik demonstratief op mijn spiksplinternieuwe aangekochte sarong liggen. Het werkt, de verkopers lachen me toe dat ik al een mooi exemplaar heb gekocht en wandelen verder… Als we terug willen gaan naar ons hotel blijken er geen bemo’s te zijn. Twee jongens willen graag even de taak van taxichauffeur op zich nemen en even later zoeven we met zijn zessen op twee brommers terug naar huis….

Terug in het hotel beginnen we weer maar eens met het pakken van de koffers. Alhoewel we eigenlijk bedacht hadden hier te blijven totdat we 1 augustus naar Sulawesi vliegen, bedachten we opeens dat we ook nog wel wat binnenland wilden zien van Lombok, na zoveel kusten en stranden…. Dus regelden we snel voor de volgende dag een taxi naar Tetebatu……